Re: Peter Hendriks uit Westenholte
Geplaatst: 04 okt 2024, 19:20
Zwolle 26-09-1585 Hendrick Jansen, end Bartoldt Petersen van Westenholte
En inderdaad betreft het dezefde Peter Hendriks, Egbert
[Onder deze akte staat op f306 staat tekst die behoort bij de kantlijn van f307 - zie daar]
f307 - 6 nov 1619 - Coram Richter "Substituijt" Adriaen van Gellre.
Keurnoten Roleff Janssen te Voorst en Bartolt Henricksen.
In het Gericht zijn verschenen Henrick Janssen Weertmr., wonende te Westenholte, ziek [kranck] zijnde van lichaam, maar zijn verstand machtig, en zijn huisvrouw [niet genoemd], [zij] geassisteerd met haar man, gezond zijnde van lichaam.
Zij hebben gewild en willen mitsdezen, zo ver hij Henrick Janssen komt te sterven, dat hun [haren] zoon Jan Henricksen voor hem, zijn huisvrouw en hun erfgenamen erfelijk zal krijgen [hebben] en behouden hun eheluidens huis, berg en schuur, met zijn "ancleeff" daar bij staande, voor de somma van 200 keizers gulden, van 20 stuivers stuk. Van welke penningen hij jaarlijks behoorlijke rente aan zijn moeder zal betalen. En als [daer] de moeder de hoofdsomma "van doen hadde om te leuen, sal sij se mogen aantasten de verbeiterschap wat [betreft] huis berg cum annexijs bouen de 200 Car. gl. geven zij haren sone Jan als bouen voorss. is om sonderlinge lange diensten hij gedaen heft ende hier mede hem doende cessie als recht is".
Verder heeft hij comparant Henrick Janssen zijn uiterste wil verordonneerd als volgt. Houdende deze boven genoemde "giftinge' in waarde. Bovendien zal hij verder zijn huisvrouw alles wat hij heeft nalaten, niets uitgezonderd, erfelijk en "vmmermeer", zij zal krijgen [hebben] en behouden, hetzij land, zand, levend vee, zaad en zaadgewas, en alle mobilia en immobilia, het levende vee te [mogen] verkopen of tesamen behouden [en] van het zaad en gewas de pachten en andere schulden betalen.
Hun [haere] kinderen zullen gehouden zijn zo lang als de moeder belieft "haere" landen, die zij eheluiden in eigendom hebben, helpen "bouwen" en door hun te doen als genoegzame gehoorzame kinderen behoren te doen.
En na haar dood zullen hun "tsamende" drie kinderen "offte bij gebreecke van kijndes kijnderen haer eigen kinderen alsdan in leuene" dan voor [hun] quota in de overblijvende nalatenschap even diep erven.
Nog geeft hij testateur [aan] Derrickien Rotgers een roodbonte "veerss", die haar eerste kalf heeft gehad en een kalf, [en] de Armen te gedenken "nae sijn gemoet".
En "gengen" zij eheluiden "elck int haere" hun vrije wil "alsoe" uit volgens Landrecht.
Bevelende hij Henrick Janssen hiermee zijn ziel tot God Almachtig. Zonder argelist.
- p. copiam.
[In de kantlijn staat op f307:] 1 april 1640 zijn in het Gericht gecompareerd Pieter Henricx, voor hem zelf en mede als man en voogd van zijn huisvrouw [niet genoemd], ook als oom en momber van zijn zaliger broer Jan Henricx zijn drie kinderen, item Herman Janss voor hem zelf, en als man en voogd van zijn huisvrouw Beertgen Henricx, voor wie zij samen de rato caveren, tesamen kinderen, kindskinderen [= kleinkinderen] en erfgenamen van zaliger Henrick Janssen en Barteltgen Pieters, hun comparantens vader en moeder, en "der" voorschreven kinderen [hun] bestevader en bestemoeder [= grootvader en grootmoeder]. Zij comparanten verklaarden in de kwaliteit als voorschreven voor hun en hun erfgenamen ...
[met vervolg onder aan f306:]
... dat Evert Rutgerts, als getrouwd gehad hebbende Aeltgen Henricx, gewezen weduwe van voorschreven Jan Henricx, hun comparanten van [de] gehele inhoud van deze testamentaire dispositie van Henrick Janssen en zijn huisvrouw [niet genoemd], en al hetgeen haar als erfgename van Henrick Janssen en zijn huisvrouw uit deze dispositie enigszins competeert ten volle voldaan, betaald en uitgekeerd is, zonder dienaangaande iets te reserveren, maar voorschreven Evert Rutgerts daar bij hier mee voor de goede [goeder] voldoening en ontrichting te bedanken. En daar [alsoe] vermoed wordt, dat dit aangaande een "Besunder" geschrift of akte van 100 goudguldens door Evert Rutgerts ten behoeve van de voorschreven comparant zou zijn gepasseerd, welke akte echter [nochtans] niet te vinden is, zo bekennen en verklaren zij comparanten, dat zij van deze 100 goudgulden door deze Evert Rutgerts ook hiermee voldaan zijn, en dat dit geschrift of akte (indien de meergemelde akte gevonden wordt) hiermee nul, krachteloos, voldaan of van onwaarde zal zijn.
Actum coram Richter Henrick Ter Cuijlen en keurnoten Derck Roeloffss, luitenant, en Otto Henricx.
- In fidem Henr. Ter Cuijlen.
En inderdaad betreft het dezefde Peter Hendriks, Egbert
[Onder deze akte staat op f306 staat tekst die behoort bij de kantlijn van f307 - zie daar]
f307 - 6 nov 1619 - Coram Richter "Substituijt" Adriaen van Gellre.
Keurnoten Roleff Janssen te Voorst en Bartolt Henricksen.
In het Gericht zijn verschenen Henrick Janssen Weertmr., wonende te Westenholte, ziek [kranck] zijnde van lichaam, maar zijn verstand machtig, en zijn huisvrouw [niet genoemd], [zij] geassisteerd met haar man, gezond zijnde van lichaam.
Zij hebben gewild en willen mitsdezen, zo ver hij Henrick Janssen komt te sterven, dat hun [haren] zoon Jan Henricksen voor hem, zijn huisvrouw en hun erfgenamen erfelijk zal krijgen [hebben] en behouden hun eheluidens huis, berg en schuur, met zijn "ancleeff" daar bij staande, voor de somma van 200 keizers gulden, van 20 stuivers stuk. Van welke penningen hij jaarlijks behoorlijke rente aan zijn moeder zal betalen. En als [daer] de moeder de hoofdsomma "van doen hadde om te leuen, sal sij se mogen aantasten de verbeiterschap wat [betreft] huis berg cum annexijs bouen de 200 Car. gl. geven zij haren sone Jan als bouen voorss. is om sonderlinge lange diensten hij gedaen heft ende hier mede hem doende cessie als recht is".
Verder heeft hij comparant Henrick Janssen zijn uiterste wil verordonneerd als volgt. Houdende deze boven genoemde "giftinge' in waarde. Bovendien zal hij verder zijn huisvrouw alles wat hij heeft nalaten, niets uitgezonderd, erfelijk en "vmmermeer", zij zal krijgen [hebben] en behouden, hetzij land, zand, levend vee, zaad en zaadgewas, en alle mobilia en immobilia, het levende vee te [mogen] verkopen of tesamen behouden [en] van het zaad en gewas de pachten en andere schulden betalen.
Hun [haere] kinderen zullen gehouden zijn zo lang als de moeder belieft "haere" landen, die zij eheluiden in eigendom hebben, helpen "bouwen" en door hun te doen als genoegzame gehoorzame kinderen behoren te doen.
En na haar dood zullen hun "tsamende" drie kinderen "offte bij gebreecke van kijndes kijnderen haer eigen kinderen alsdan in leuene" dan voor [hun] quota in de overblijvende nalatenschap even diep erven.
Nog geeft hij testateur [aan] Derrickien Rotgers een roodbonte "veerss", die haar eerste kalf heeft gehad en een kalf, [en] de Armen te gedenken "nae sijn gemoet".
En "gengen" zij eheluiden "elck int haere" hun vrije wil "alsoe" uit volgens Landrecht.
Bevelende hij Henrick Janssen hiermee zijn ziel tot God Almachtig. Zonder argelist.
- p. copiam.
[In de kantlijn staat op f307:] 1 april 1640 zijn in het Gericht gecompareerd Pieter Henricx, voor hem zelf en mede als man en voogd van zijn huisvrouw [niet genoemd], ook als oom en momber van zijn zaliger broer Jan Henricx zijn drie kinderen, item Herman Janss voor hem zelf, en als man en voogd van zijn huisvrouw Beertgen Henricx, voor wie zij samen de rato caveren, tesamen kinderen, kindskinderen [= kleinkinderen] en erfgenamen van zaliger Henrick Janssen en Barteltgen Pieters, hun comparantens vader en moeder, en "der" voorschreven kinderen [hun] bestevader en bestemoeder [= grootvader en grootmoeder]. Zij comparanten verklaarden in de kwaliteit als voorschreven voor hun en hun erfgenamen ...
[met vervolg onder aan f306:]
... dat Evert Rutgerts, als getrouwd gehad hebbende Aeltgen Henricx, gewezen weduwe van voorschreven Jan Henricx, hun comparanten van [de] gehele inhoud van deze testamentaire dispositie van Henrick Janssen en zijn huisvrouw [niet genoemd], en al hetgeen haar als erfgename van Henrick Janssen en zijn huisvrouw uit deze dispositie enigszins competeert ten volle voldaan, betaald en uitgekeerd is, zonder dienaangaande iets te reserveren, maar voorschreven Evert Rutgerts daar bij hier mee voor de goede [goeder] voldoening en ontrichting te bedanken. En daar [alsoe] vermoed wordt, dat dit aangaande een "Besunder" geschrift of akte van 100 goudguldens door Evert Rutgerts ten behoeve van de voorschreven comparant zou zijn gepasseerd, welke akte echter [nochtans] niet te vinden is, zo bekennen en verklaren zij comparanten, dat zij van deze 100 goudgulden door deze Evert Rutgerts ook hiermee voldaan zijn, en dat dit geschrift of akte (indien de meergemelde akte gevonden wordt) hiermee nul, krachteloos, voldaan of van onwaarde zal zijn.
Actum coram Richter Henrick Ter Cuijlen en keurnoten Derck Roeloffss, luitenant, en Otto Henricx.
- In fidem Henr. Ter Cuijlen.